1. Het WWVF mag niet worden opgeheven op basis van één afwijkende beoordeling
De begrotingen van de laatste vier festivaledities werden mede gedekt uit financiële middelen afkomstig van culturele fondsen en sponsors die het festival in hoge mate positief beoordeelden. De commissies waardoor deze organisaties zich laten adviseren, bestaan uit professionals uit de beeldende kunstsector – in samenstelling vergelijkbaar met de Commissie Beeldende Kunst van de Raad voor Cultuur (RvC). Alle aanvragen, op één na voor een incidenteel project, werden gehonoreerd. Gemiddeld werd 90 % van het aangevraagde bedrag toegekend.
Dit roept de vraag op waarom het standpunt van de RvC zo afwijkt van dat van andere belangrijke commissies. Hebben die het soms allemaal mis? Er moet kritisch gekeken worden naar de totstandkoming en de inhoud van het advies van de RvC over het WWVF. Het gaat hier tenslotte om het stopzetten van de structurele subsidie en dus om het termineren van een culturele organisatie.
2. Stopzetten van de subsidie is kennis- en kapitaalvernietiging. Dit is niet te rechtvaardigen tegenover de belastingbetaler
Bij elkaar opgeteld bedroeg de financiële steun van OC&W aan het WWVF de afgelopen 21 jaar 2,8 miljoen euro. Met behulp van dit bedrag is in deze periode een enorme kennis en expertise opgebouwd met betrekking tot de presentatie en productie van video- en mediakunst. Binnen de internationale kunstwereld wordt die kennis en expertise door vooraanstaande personen en organisaties erkend, gewaardeerd en benut. Daarnaast is er een zeer omvangrijk internationaal netwerk opgebouwd dat uniek is in Nederland. Dit netwerk is waardevol en het is onverantwoord dit overboord te gooien. Eenmaal weggegooid, is het niet meer op te bouwen.
Het is zeer onverantwoord om deze kennis- en kapitaalvernietiging op basis van één afwijkend advies te laten plaatshebben.

3. Het belang van WWVF voor de pluriformiteit van het cultuurlandschap in Nederland
In niet-westerse landen is de mediakunst pas het laatste decennium sterk in opkomst. Het WWVF besteedt veel aandacht aan die ontwikkeling. Zo was er in de afgelopen kunstenplanperiode werk te zien van kunstenaars uit Arabische landen, Afrika, China en Zuid-Amerika. Het WWVF is hét platform in Nederland waar op grote schaal niet-westerse mediakunst wordt vertoond. Kunstenaars uit bovengenoemde landen schetsen in hun video's en installaties een ander beeld van de wereld, de politiek, de media en de cultuur. De aandacht en erkenning voor niet-westerse mediakunst maakt het programma van het WWVF onderscheidend, eigenzinnig en uniek. Daarom is het WWVF een onmisbare aanvulling op het bestaande cultuuraanbod in Nederland. Het programma van het WWVF vormt tevens een afspiegeling van en een bron van informatie voor de multiculturele samenleving in Nederland en Amsterdam.

4. Culturele verantwoordelijkheid houdt niet op bij de landsgrenzen
WWVF toont een internationaal programma met ook werk van kunstenaars uit niet-westerse landen. Naast de presentatie in Nederland maakt het WWVF ook presentaties elders op de wereld mogelijk. Een goed voorbeeld is de installatie Remembering Toba Tek Singh van de Indiase kunstenaar Nalini Malani. Haar werk was een protest tegen de kernproeven die plaatsvonden in Rajasthan. Een politiek gevoelig thema in India. WWVF vond de middelen om het project te financieren; presenteerde de installatie in Nederland en maakte de presentatie ervan in het Prince of Wales Museum in Bombay mogelijk. Vertoning van werk van nog onbekende kunstenaars op het WWVF is - en dat geldt nog meer voor kunstenaars uit de niet-westerse landen - een springplank voor hun carrière. Fondsen als het HIVOS, Stichting Doen en het VSB fonds vertrouwen op de expertise van het WWVF en steunen kunstenaars en projecten van het festival. WWVF vindt het belangrijk om deze, vaak sterk politiek geëngageerde werken, niet alleen in Nederland te vertonen maar ook ter plekke, waar de impact van deze werken ook groot is. Stoppen van de steun aan het WWVF betekent daarom veel meer dan het einde van een culturele manifestatie in Nederland. De vraag rijst wat nu eigenlijk de culturele verantwoordelijkheid is van de Nederlandse overheid. Houdt deze culturele verantwoordelijkheid op bij de landsgrenzen?

5. Opheffen van het WWVF is strijdig met het internationale cultuurbeleid van OC&W
Het WWVF is een Nederlands cultureel exportproduct. Het WWVF doet het namelijk goed in de internationale arena van kunst en cultuur. Het jarenlang actief inzetten van de internationale contacten van het WWVF heeft geresulteerd in grote belangstelling vanuit buitenlandse culturele organisaties en overheden voor het overnemen van programmaonderdelen. De vraag is groter dan de organisatie aankan. In de afgelopen 4 jaar toonde WWVF programmaonderdelen in Lima, Peru (2003); Belo Horizonte en Sao Paulo, Brazilië (2003); Hérouville Saint-Clair, Frankrijk (2003); Pusan, Zuid-Korea (2000); Kaapstad, Zuid-Afrika (2001). In 2005 zijn er onderdelen van het WWVF te zien in Beijing, China (2005); in november 2004 zelfs een volledige festivaleditie in Milaan. Het WWVF draagt dus in ruime mate bij aan de presentatie van Nederlandse culturele activiteiten in het buitenland. Dit gebeurt zonder extra geld te investeren: de kosten van deze presentaties worden gedragen door de uitnodigende partijen. Het festivalbeleid aangaande buitenlandse presentaties is in overeenstemming met het beleid van OC&W: De RvC wijst er in zijn advies over het internationale cultuurbeleid (juni 2003) op dat er “een actievere opstelling van zowel het culturele veld als de overheid nodig is om de internationale positionering van Nederland in stand te houden.”
De verontwaardiging binnen de internationale kunstwereld over de dreigende stopzetting van de subsidie aan het WWVF is groot. Opheffen van het WWVF schaadt het imago van het Nederlandse cultuurbeleid in het buitenland. Bovendien strookt het niet met het internationale cultuurbeleid van OC&W dat tot doel heeft Nederland internationaal op een uitgesproken, eigen manier zijn culturele gezicht te laten zien. En dat is nu precies wat het WWVF doet.

6. E-Cultuur versus Mediakunst; een dogma.
In het advies van de RvC over het WWVF wordt veel nadruk gelegd op belang en invloed van E-cultuur op de (media)kunst. De RvC formuleert een tegenstelling, die niet aan de orde is. E-Cultuur heeft zijn invloed in alle maatschappelijke geledingen en nieuwe technologische ontwikkelingen worden wereldwijd in alle disciplines toegepast.
De RvC verwart het begrip E-Cultuur met interactiviteit en ziet in E-Cultuur de weg tot innovatie. Een misvatting.
Videokunst is gedigitaliseerd, is niet verdwenen en video is ook geen ouderwets medium. Videokunst is te zien in de openbare ruimte, op het World Wide Web, in musea, in theaters en wordt interactief toegepast. De opmars van de videokunst is niet voorbij. Op dit moment is video zelfs het meest gebruikte medium op kunstacademies. Is het dan niet vreemd dat de subsidie voor WWVF, dat zich concentreert op dit invloedrijke artistieke medium, wordt stopgezet? Je heft een filmfestival toch ook niet op omdat je tegenwoordig filmpjes via internet kunt downloaden?
WWVF toont binnen zijn programma inhoudelijk innovatieve en technologische ontwikkelingen. WWVF plaatst deze ontwikkelingen in een “historische” context. Interactieve werken worden geplaatst naast narratieve werken. De RvC ziet in E-Cultuur een nieuwe goeroe, terwijl E-Cultuur geen nieuwe stroming in de beeldende kunst is. Het is een technologische ontwikkeling die van invloed is op de gehele culturele sector en dus ook op de beeldende kunst. Het lijkt erop dat de commissie E-Cultuur die betrokken was bij de totstandkoming van het advies over WWVF de toon heeft gezet. Een toon die er toe leidt dat een internationaal belangrijk mediakunst festival met al zijn expertise en connecties wordt geliquideerd.
Martijn Sanders (voorzitter)
Tom van Vliet (directeur)